Schouderartrose

Wat doen de schouders?

De schouders zijn de beweeglijkste gewrichten in het menselijk lichaam. Dankzij de schoudergewrichten kunnen we onze armen alle kanten op bewegen: naar voren (anteflexie), naar achteren (retroflexie), opzij van het lichaam weg en omhoog (abductie) en opzij voor het lichaam langs en omhoog (adductie). Een mens kan met zijn armen complete cirkels in verschillende richtingen beschrijven. Verder kunnen de armen ook nog naar binnen (endorotatie) en naar buiten (exorotatie) gedraaid worden.

Deze beweeglijkheid brengt ook nadelen met zich mee, want de schouder is daardoor niet een erg stabiel gewricht. De kop van het opperarmbeen kan redelijk makkelijk uit de kom schieten. De medische term hiervoor is luxatie.

Hoe zitten de schouders in elkaar?

Iedere schouder bestaat uit drie botten die door middel van twee gewrichten met elkaar scharnieren. Het samenstel van de zes botten van beide schouders samen wordt wel de schoudergordel genoemd. Ook het gedeelte van de wervelkolom waar de nekwervels overgaan in de borstwervels, met de bijbehorende ribben, hoort daar in feite bij, omdat ze meegaan met bewegingen van de schouders.
Het grootste gewricht van de schouder is een kogelgewricht dat het opperarmbeen (Lat. humerus) verbindt met het schouderblad (Lat. scapula). De kop van het opperarmbeen is bekleed met kraakbeen en heeft de vorm van een halve bol.
Deze halve bol is veel groter dan de gewrichtskom in het schouderblad (Lat. cavitas glenoides), vandaar dat de schouder vrij makkelijk uit de kom schiet.

Er zit wel een gewrichtskapsel om het gewricht heen, maar dat heeft weinig aanhechtingsmogelijkheden. Het geheel krijgt wat meer stabiliteit door de aanhechting van de pezen van het rotatorenmanchet. Dit manchet bestaat uit de vier spieren met de bijbehorende pezen die van het opperarmbeen naar het schouderblad lopen.
Ze worden ook wel aangeduid met de Engelse term rotator cuff.

Het kogelgewricht in de schouder is een synoviaal gewricht. Dat betekent dat er binnen het kapsel een synoviaal membraan zit dat gevuld is met gewrichtsvloeistof of synovia. Deze vloeistof zorgt ervoor dat de botten elkaar niet kunnen beschadigen en dat het gewricht soepel beweegt. Slijmbeurzen (Lat. bursae) zijn ook gevuld met synovia. Ze vervullen een soortgelijke rol door pezen te beschermen tegen wrijving met botten.
Zo zitten er slijmbeurzen tussen de kop van het opperarmbeen en het schouderdak. Een slijmbeursontsteking, ook wel bursitis genoemd, komt op deze plek regelmatig voor.

Het schouderblad heeft meerdere uitsteeksels. Eén daarvan vormt het schouderdak. Dit uitsteeksel heet het acromion. Aan de voorkant is het acromion verbonden aan het sleutelbeen (Lat. clavicula). Deze verbinding is het tweede gewricht in de schouder. Het heet het acromioclaviculaire of AC-gewricht. Ook het AC-gewricht is heel gevoelig voor luxatie.
Het andere uiteinde van het sleutelbeen zit vast aan het borstbeen (Lat. sternum) met het ster-noclaviculaire gewricht. Wanneer u een verticale draaibeweging maakt met uw arm, draait het sleutelbeen rond zijn lengte-as, als een sleutel in het slot, vandaar de naam.
De meeste andere zoogdieren hebben geen sleutelbeenderen, omdat viervoeters al die ingewikkelde bewegingen die wij met onze armen kunnen maken, niet nodig hebben. Apen hebben uiteraard wel sleutelbeenderen, omdat ze bij het klimmen in bomen die bewegingen met hun armen wel nodig hebben. Vogels hebben overigens ook sleutelbeenderen; zij hebben ze nodig om hun vleugels op en neer te bewegen.

Schouderproblemen

Zoals gezegd is een van de problemen die regelmatig voorkomen bij schouders, het uit de kom schieten van het opperarmbeen. Dit is zeer pijnlijk en kan veroorzaakt worden door een val of een verkeerde beweging. Mensen met te losse gewrichtsbanden overkomt dit eerder dan mensen bij wie de banden wat strakker zitten.
Zo’n schouderluxatie verbetert de conditie van het gewricht uiteraard niet, zeker niet als de arm ondeskundig teruggeplaatst wordt. Beschadigingen van het kraakbeen genezen nauwelijks, omdat het kraakbeen geen bloedvaten bevat, zie ook onze nieuwsbrief Kraakbeenherstel van juni 2013.
Als een schouder een keer ontwricht is geweest, is de kans ook groter dat het weer gebeurt. Het ligt voor de hand dat een schouderluxatie beschadigingen veroorzaakt die op den duur tot artrose in het gewricht kunnen leiden.
Artrose komt in de schouder overigens niet zo vaak voor als in de knieën, heupen of handen.
Andere schouderklachten die veel voorkomen zijn de ‘frozen shoulder’, de slijmbeursontsteking en het subacromiaal pijnsyndroom. Deze zullen we kort behandelen om duidelijker te krijgen wanneer er wel en wanneer er geen sprake is van artrose in de schouder.

Frozen shoulder

Deze Engelse term wordt gebruikt voor een stijve schouder. Hierbij is sprake van een ontsteking van het gewrichtskapsel waardoor het kapsel zo strak gaat zitten dat het de beweging belemmert. Dat is hier de betekenis van ‘frozen’; het betekent niet dat de schouder heel koud is.
Dit is een pijnlijke en langdurige aandoening die echter meestal wel uit zichzelf geneest. Dit kan overigens wel drie jaar duren.
De oorzaak kan een kwetsuur van de schouder zijn zoals een botbreuk of een slijmbeursontsteking. Mensen met andere ziektes zoals bijvoorbeeld suikerziekte, een beroerte of schildklierziekten lijken er ook gevoeliger voor te zijn, maar een frozen shoulder kan ook spontaan ontstaan. De aandoening komt het meest voor bij vrouwen tussen de veertig en zestig jaar oud.

Slijmbeursontsteking (bursitis)

Zoals hierboven al aangegeven is, komen ontstekingen van de slijmbeurs veel voor in de bursa tussen het schouderdak (acromion) en de kop van het opperarmbeen. Vooral bij mensen die veel en langdurig bovenhands werken, dat wil zeggen met de handen boven schouderhoogte, is er veel wrijving over de slijmbeurs.
Deze overbelasting leidt vaak tot peesletsel gecombineerd met een slijmbeursontsteking. Dit komt vooral voor bij mensen die het niet gewend zijn zo te werken, en dan, bijvoorbeeld bij een verhuizing, veel gaan klussen. Plafonds witten is een goed voorbeeld van bovenhands werken.

Subacromiaal pijnsyndroom (impingement)

Bij het subacromiaal pijnsyndroom is het probleem dat de ruimte onder het schouderdak te krap is geworden voor alles wat er onderdoor loopt.
Hierbij is meestal meer aan de hand dan alleen een slijmbeursontsteking. Vaak zijn de ontstekingen chronisch geworden. Ze kunnen ook veroorzaakt worden door vervorming van het schouderdak, verslapping van de spieren in de schouder gordel of een verkeerde houding.
De Engelse term ‘impingement’ die ook wel gebruikt wordt, geeft aan dat de verschillende onderdelen te veel op elkaars terrein komen.
Ook dit probleem doet zich vooral voor bij bovenhandse handelingen, maar als het probleem eenmaal chronisch is geworden, veroorzaakt het subacromiaal pijnsyndroom dag en nacht pijn. Het subacromiaal pijnsyndroom komt ook voor namelijk bij vrouwen voor, hoofdzakelijk vanaf veertig jaar.

Symptomen die op artrose duiden

  • Pijn rond de schouder die erger wordt wanneer men de arm gebruikt.
  • De pijn kan uitstralen naar de nek, de bovenarm en de hand. Sommige mensen hebben ook last van tintelingen in de hand.
  • Het niet meer kunnen uitvoeren van bepaalde bewegingen of bepaalde handelingen, zoals het haar kammen.
  • De pijn is erger bij het in beweging komen, bijvoorbeeld ’s morgens bij het opstaan.
  • Nachtelijke pijn, vooral als men op de pijnlijke schouder ligt.
  • Het gewricht maakt een klikkend of krakend geluid bij het bewegen. Dit wordt crepitatie genoemd.
  • Het gewricht kan dikker zijn door ontstekingen in het gewricht of door osteofyten, botuitsteeksels die bij artrose kunnen ontstaan op het aangetaste bot. Deze verdikking ziet men bovenop de schouder.

Niet iedereen die artrose heeft, heeft last van al deze klachten. Ook kunnen de klachten in de ene periode ernstiger zijn dan in de andere.

Artrose van het AC-gewricht

Het kleine gewricht dat het sleutelbeen verbindt met het acromion, is gevoeliger voor artrose dan het grote schoudergewricht, omdat dit gewrichtje, ondanks zijn kleine afmetingen, wel de hele schouder en arm moet dragen, en daarbij nog wat er door de hand gedragen wordt.
Wanneer het AC-gewricht door artrose is aangedaan, zit de pijn aan de voor- en bovenkant van de schouder. Druk van bijvoorbeeld een BH-bandje of de riem van een schoudertas kan pijn veroorzaken.
De behandelmogelijkheden zijn: pijnstillers en ontstekingsremmers, injecties met corticosteroïden, en fysiotherapie.
De laatste optie is een operatie, een distale clavicularesectie. Hierbij wordt een stukje van het sleutelbeen verwijderd. Daarna raken de botten elkaar niet meer, wat de pijn wegneemt.
Na de operatie moet de arm een paar dagen in een mitella gedragen worden om de schouder rust te geven. De volgende zes weken mag de schouder niet zwaar belast worden, maar men moet wel voorzichtig bewegen om te zorgen dat de schouder niet stijf wordt.
Daarna moet er serieus geoefend worden om de spieren weer sterker te maken. Het kan wel tot zes maanden duren voor de schouder weer helemaal genezen is.

Artrose van het kogelgewricht

De medische naam voor het grootste van de twee schoudergewrichten is het glenohumerale gewricht. Bij artrose in dit gewricht wordt de pijn meestal diep in de schouder gevoeld, zowel aan de voor- als aan de achterkant.
Ook bij artrose in het glenohumerale gewricht wordt er pas in laatste instantie tot een operatie overgegaan.
De minst ingrijpende mogelijkheid is een artroscopie. Dit is een kijkoperatie waarbij een buisje met een camera via een klein gaatje in het gewricht wordt ingebracht. Het is mogelijk om via dit buisje ook uitstekende en losse stukken kraakbeen te verwijderen. Dit kan voor verlichting van de pijn en andere symptomen zorgen.
Ingrijpender is het plaatsen van een prothese. Er zijn verschillende mogelijkheden. Meestal wordt alleen de kop van het opperarmbeen vervangen door een metalen kop. Dit wordt een hemi-artroplastiek genoemd. Men ziet bij voorkeur af van een kunststof kom, omdat de levensduur hiervan beperkt is.
Een andere mogelijkheid is een resurfacing prothese. Hierbij wordt een metalen kap over de kop geplaatst. Daarvoor moet wel eerst de bovenlaag van het bot worden weggehaald.

Het resultaat van deze operaties is over het algemeen goed. De revalidatie duurt een half jaar tot een jaar.
Wanneer de spieren en de pezen ook niet goed meer functioneren, kiest men wel voor een omgekeerde prothese. Dat betekent dat er een kop op de oorspronkelijke kom geplaatst wordt, en op de plaats van de kop komt een kom. Dit soort prothese verbetert de stabiliteit van de schouder. Ook na deze operatie moet uiteraard uitgebreid gerevalideerd worden.